Een les in nederigheid, dat was het toch vooral – de geweldige televisielezing die Robbert Dijkgraaf vorige week gaf over de Oerknal. Met de aarde als peperkorrel en de zon als grapefruit, en een oneindig universum dat bestaat uit miljarden van dat soort peperkorrels en grapefruits. Misschien is het meest ongelooflijke nog wel dat zoiets nietigs als het menselijke brein zich daar een voorstelling van kan maken.
En dat terwijl er nog veel onbekend is. Robbert Dijkgraaf vertelde dat we niet eens weten waar het heelal van gemaakt is. Of waarom het uitdijt. Of waar het in uitdijt. Want wat was er voor de Oerknal?
En opeens moest ik aan Slavoj Žižek denken. Niet als begin van alles, maar hoe hij vond dat Donald Rumsfeld in zijn legendarische uitspraak over de known knowns, de known unknowns en de unknown unknowns, de belangrijkste vergeten was. De unknown knowns. Dat waarvan we niet weten dat we het weten, oftewel aannames die verheven zijn tot onwrikbare waarheid.
Zo is ook in de hersenwetenschap nog veel onbekend. Hoe bijvoorbeeld het voorstellingsvermogen werkt. Of wat ons bewustzijn precies is. Of waarom we dromen. Maar daar hoor je zelden iemand over. In plaats daarvan doen hersenwetenschappers alsof er geen geheimen meer zijn – nee, de vrije wil bestaat niet.
Dat zulke ideeën invloed hebben bleek in 2008 uit een onderzoek van de Universiteit van Minnesota. Mensen die een essay lazen over de illusie van de vrije wil fraudeerden significant meer bij een daaropvolgende test dan degenen die een neutraal essay te lezen kregen. Omdat ze zich niet verantwoordelijk voelden voor hun gedrag.
‘What you don’t know you know, controls you’, zei Žižek. Alles wat we klakkeloos accepteren als vaststaand gegeven – iets wat niet anders kan zijn dan het is. Of het nu een gebrek aan vrije wil betreft of, ik noem maar wat, de almacht van banken. Als men zich in de natuurkunde zo zou hebben neergelegd bij allerlei aannames, zouden we nog steeds denken dat de zon om de aarde draait.